Twentse hoenders
Twentse Hoenders behoren zoals vele oud Nederlandse huisdierrassen tot ons levend nationaal erfgoed, het ontstaan gaat terug tot het midden van de 19e eeuw. Het Twents Hoen is een populair erfhoen bij fokkers en liefhebbers, en niet alleen in de oorsprongsregio’s Twente en net over de grens in het Graafschap Bentheim.
Het Twents Hoen is een middelzwaar ras met een landhoentype met vechthoeninslag. De bouw is slank en sierlijk en de houding is opgericht. De dieren mogen enigszins fors zijn, maar dit mag absoluut niet ten koste gaan van het sierlijke type. De kleine ronde kop heeft een vrij brede schedel, kleine kinlellen en een walnootkam die lijkt op een halve aardbei. Door de typische kamvorm loopt het Twents Hoen geen risico van een bevroren kam in de winter wat mede de naam “winterlegger” heeft opgeleverd.
Momenteel zijn de grote Twentse Hoenders erkend in de kleurslagen Patrijs, Zilverpatrijs, Blauwpatrijs, Blauwzilverpatrijs, Geelpatrijs en Witpatrijs. De Twentse Hoenkrielen zijn daarnaast erkend in de kleurenslagen Koekoekpatrijs en Koekoekzilverpatrijs.
De Geschiedenis
Landhoenders werden in Twente niet alleen voor hun nuteigenschappen, vlees en eieren, gebruikt maar ook als deelbetaling van pacht of als rookhoen (schoorsteenbelasting) en voor hanengevechten als vertier. Dit laatste gebruik gaat terug tot in de middeleeuwen. Met het inkruisen van sinds 1834 geïmporteerde vechtlustige Maleier vechthoenders wonnen deze gevechten aan populariteit onder het groeiend aantal textielarbeiders in Twente en Bentheim, totdat in 1849 in Nederland hanengevechten strafbaar werden gesteld. Deze vechthoeninslag heeft het Twents Hoen de bijnaam ‘Biethauner’ of ‘Bijthoen’ opgeleverd.
Het Twentse Hoen is omstreeks 1875 ontstaan in de grensstreek van Twente en het Duitse graafschap Bentheim. In lijn met de tijdgeest werd het hoogproductieve Italiaanse Leghornras ingekruist om tot hogere legprestaties te komen. De verbeterde legprestaties van het Twents hoen zijn opgetekend in het Hoenderpark Berghuizen in Oldenzaal van de familie Lasonder met onder meer Leghorns, Minorca’s, Rhode Island Red, Orpingtons en Indische loopeenden.
In 1884 verschenen de Twentse Hoenders op naam van de gebroeders Lasonder voor de eerste keer op een tentoonstelling. Vanaf 1919 presenteerden zij zich regelmatig op de Nederlandse en Duitse tentoonstellingen, onder de naam kaalbenige Kraienköppe. Om verwarring met de Zuidelijke Kraaikop of Bredahoen te voorkomen, is in ons land de naam gewijzigd in Twentse Hoenders. In de jaren ’20 van de vorige eeuw waren de Twentse Hoenders meestal zilverpatrijskleurig en werden daarom ook wel ‘Twentsche Grijzen’ genoemd. In 1924 is het Twents Hoen als ras erkend, de krielen worden voor het eerst geshowd in 1941. Door de enorme vitaliteit, weerstand tegen verschillende weertypen en de goede leg in de winter, verspreidden de Twentse Hoenders zich snel als winterlegger in de regio en later over de rest van Nederland en Duitsland.
Kleurrijk uiterlijk
Twentse Hoenders zijn fiere, sierlijk gebouwde hoenders die actief op het erf rondlopen. Meerdere kleurslagen zijn momenteel erkend te weten Zilverpatrijs, Patrijs, Blauwpatrijs, Blauwzilverpatrijs, Geelpatrijs en Witpatrijs.
Eertijds kwamen ook koekoekkleurige, zwarte en witte Twentse Hoenders voor. Enkele fokkers hebben zich ingespannen om deze oude kleurslagen terug te fokken en misschien komt u ze al wel tegen.
De Krielvorm
Twentse Hoenkrielen zijn voor het eerst geshowd in 1941. Deze zijn voortgekomen bestaande krielrassen en klein uitgevallen grote dieren. De krielvorm is het evenbeeld van het grote Twents Hoen met dit verschil dat ze maar 1 kilogram wegen in plaats van 3 kilogram.
De voordelen liggen in een kleiner hok, minder voer, en toch een relatief groot ei. De krielen broeden wel zelf hun eieren uit en zijn goede moeders voor de kuikentjes. De krielen zien we inmiddels in zes verschillende kleurslagen op tentoonstellingen.
Karakter
Het Twents Hoen is een actief en aanhankelijk hoen. De dieren zijn niet schuw, ze zullen hun eigenaar steeds open tegemoet treden. De hennen worden zelden broeds zodat u vrijwel het gehele jaar door een lekker eitje eet. Als ze verhuizen naar de keuken heeft u er een heerlijke bout aan. Ook de krielen zijn lekker en na het inslachten ruim voldoende voor één persoon. Eet de hanen tot een leeftijd van acht maanden, daarna zijn ze meer geschikt voor een heerlijke soep.
Twentse Hoenders zijn niet extra gevoelig voor ziektes, bij goede verzorging kunnen ze makkelijk 6 jaar of ouder worden. Tot die leeftijd leggen de hennen goed. De eerste jaren is de leg het hoogste en zijn 180 eieren per hen per jaar geen uitzondering *. Het ei wordt door velen als zeer smaakvol ervaren. Het eigewicht is 55 gram bij de grote hennen en 35 gram bij de krielhennen. De kuikentjes groeien goed en vanaf de geboorte is het verschil tussen de geslachten te onderscheiden aan de beugelstreep.
* Honderd jaar geleden werden diverse eilegwedstijden tussen de verschillende rassen gehouden, waarbij de beste Twentsche Grieze hennen meer dan 200 eieren per jaar legden met een gemiddeld eigewicht van 60 gram.